zaterdag 2 juli 2011

De heidense oorsprong van hedendaagse rituelen in Engeland

Veel moderne heidenen, wicca’s, druïden en aanverwante spirituele en religieuze stromingen claimen hun oorsprong te hebben in het voorchristelijke heidendom of andere voorchristelijke religies. Is deze claim terecht?

Op aanraden van een medeonderzoeker naar rituelen heb ik deze week een boek gekocht van Ronald Hutton. Hutton is professor in de geschiedenis aan de Universiteit van Bristol en hij zou een van de meest toonaangevende wetenschappers zijn op het gebied van onder andere heidense religies en Wicca. Het boek dat ik in eerste instantie wilde lezen heet ‘The triumph of the moon.’ Toen ik dit boek opzocht zag ik echter nog een ander boek voorbij komen, namelijk ‘The stations of the sun. A history of the ritual year in Britain’. Op de voorpagina prijkte een prachtige foto, met opkomende zon, van Stonehenge. Omdat ik geïnteresseerd ben in de heidense oorsprong van rituelen, kon ik dit boek niet weerstaan.

Tijdens het lezen van het eerste hoofdstuk had ik moeite om een lijn te ontdekken. Hutton geeft veel informatie en ik vond het lastig daaruit meteen te achterhalen wat hij precies wil zeggen. Misschien komt dat, omdat je het boek toch met bepaalde verwachtingen leest, voor mij het achterhalen van de heidense oorsprong van rituelen. Daarover schrijft Hutton wel, maar het drong niet tot mij door wat dat precies is. Aan het eind van het eerste hoofdstuk stond echter heel duidelijk; ‘Het moet nu wel duidelijk zijn, dat bij het zoeken naar heidense feesten die ten grondslag liggen aan het Britse kerstfeest, de problemen complex zijn en het bewijs moeilijk is te achterhalen.’

Nu had ik al vaag de indruk gehad, dat dit inderdaad was wat hij had geschreven, maar het haalde wel meteen de reden onderuit waarom ik het boek had gekocht. Misschien dat ik het daarom niet wilde zien. Nu kende ik Hutton ook van een eerder boek dat ik had gelezen, namelijk ‘Blood and mistletoe’. Daarin beargumenteert hij dat het Moderne Druïdisme vorm heeft gekregen, of eigenlijk opnieuw is uitgevonden, in de laatste driehonderd jaar van onze geschiedenis. Alles wat we werkelijk van ooggetuigen, die de druïden daadwerkelijk hebben gekend en misschien wel ontmoet, op schrift hebben omvat niet meer dan zo’n 12 pagina’s tekst. Wat we verder van de Druïden weten is afkomstig van beelden, die door andere culturen zijn gemaakt en die afkomstig zijn uit latere perioden in de geschiedenis. Ik weet niet of ik dit een mankement mag noemen, maar hier hebben we wel meteen de achilleshiel te pakken van de manier van werken van Hutton, hij baseert zich voornamelijk op geschreven bronnen. Dit is ook het geval in het boek ‘Stations of the sun’. Toch ben ik teruggegaan naar het eerste hoofdstuk om eens goed te lezen wat hij nu eigenlijk schrijft. Er staan namelijk toch heel interessante dingen in.

Allereerst benadert hij het levensverhaal van Jezus Christus zoals dat is opgeschreven in het Nieuwe Testament van de Bijbel als een mythe. Wanneer ik eerlijk ben heeft het verhaal ook wel wat weg van de mythe van de held. Zo krijg je bij het lezen van Marcus 11: 12-17, waarin Jezus wisselaars en verkopers van duiven de tempel uitdrijft, dat deze man voorbestemd is grootse dingen te gaan doen. Eerst volgt echter een periode van afzondering in de woestijn, Mattheus: 4 1-11, waarin hij extra krachten opdoet. Hierna komt hij terug om te preken, te sterven en weer op staan. Met die laatste actie wordt hij waarlijk een held omdat daarmee alle zonden van de mensen worden vergeven en deze als het ware met een schone lei kunnen beginnen na de zondeval in het Paradijs. Maar dat allemaal terzijde.

Buiten de Bijbel zijn er nagenoeg geen bronnen, die iets over Jezus vertellen. Over de exacte dag van zijn geboorte is al helemaal niets te vinden, ook niet in de Bijbel. Waarom vieren we de geboorte van Jezus dan op 25 december? Volgens Hutton wordt de reden hiervoor het eerst gegeven door Syrus, een Christelijke schrijver. In de vierde eeuw n.C. schrijft deze Syrus: ‘Het was een gewoonte van de heidenen om op 25 december de geboorte van de zon te vieren.’ Daar hebben we het dus, aan het kerstfeest ligt een heidens feest ten grondslag. Echter, dat blijkt niet het hele verhaal. Dit heidense feest blijkt zelf ook niet zo oud te zijn. Deze dag werd, door keizer Aurelius, pas in 274 n.C. verordend als een belangrijke heilige dag van een nieuwe syncretische staatscultus, die de zon als haar belangrijkste god had. Deze actie maakte deel uit van een hervorming waarbij Aurelius probeerde om een oudere Syrische cultus van de ‘onoverwinnelijke zon’ die, gedurende de tweede en derde eeuw n.C. was over het West Romeinse Rijk, tot het centrale punt van aanbidding te maken. Hij wilde dat om op die manier de eenheid binnen het Romeinse Rijk te behouden. Dit duurde tot 323, toen Keizer Constantijn hetzelfde deed met het christendom en dit tot de centrale religie in het West Romeinse Rijk maakte. 

Eigenlijk zijn we hiermee aangekomen bij het centrale punt van de argumentatie van Hutton. Er ligt een heidense oorsprong onder het kerstfeest in Engeland, maar die heidense oorsprong is zelf ook nog niet zo oud. Voor mij was dat een teleurstelling. Ook elders in het hoofdstuk kom ik niet verder. Wanneer er al heidense elementen zitten in het Engelse kerstfeest, dan zijn die allemaal ontstaan in de tijd na de geboorte van Christus. Veelal zelfs na het jaar 1000, en dan zitten we toch al een heel eind in de geschiedenis. In dat opzicht wil ik hier nog een onderwerp noemen, en dat is Stonehenge. Ook over dit monument heeft Hutton zijn eigen visie.

Van de ‘henge’ monumenten en steencirkels uit het derde en vroege tweede millennium v.C. heeft alleen de grote cirkel in Cumberland ‘Long Meg and her daughter’ een ingang die in lijn ligt met de zonsopkomst tijdens de Midwinter wende. Geen enkele van de andere steencirkels uit de regio van Cumberland heeft duidelijke verbindingen met de zonnewende. De uitzondering hierop is een monument dat in zichzelf atypisch is wat de steencirkels betreft, dat is Stonehenge.

Rond 2100 v.C. werd dit monument gereconstrueerd waarbij de beroemde uitlijning ontstond met de opkomst van de zon tijdens de Midzomer zonnewende. Dit voorzag mogelijk tegelijkertijd een overeenkomstige oriëntatie met de ondergang van de zon tijdens de Midwinter zonnewende. (Dit was een lastig stuk om te vertalen. Je bent geneigd om te denken dat het hele monument is gereconstrueerd. In werkelijkheid staat het er allemaal veel omzichtiger. Hutton heeft nagedacht over wat hij hier schreef. Hij wilde voorzichtig zijn. Dat maakt dat je de tekst goed moet lezen, voor je het weet interpreteer je de tekst anders dan oorspronkelijk bedoeld). Duidelijk is dat Stonehenge door zijn structuur al een uniek monument is, de hier genoemde reconstructie bevestigt dat verder alleen maar.

Het is duidelijk dat er op specifieke tijden en plaatsen in Engeland de kardinale zonnestanden, en vooral de winterzonnewende, een belangrijke rituele waarde hadden. Toch is er bij het overgrote deel van de prehistorische monumenten in Engeland hiermee geen verband te vinden. Er is dan ook geen overkoepelende of voortdurende cultus te vinden die verband houdt met het vereren van de zon. Verder bestaat er een aanzienlijke kloof, die al deze monumenten scheidt van het pre-Romeinse Britse ijzer tijdperk. Niet een van de tempels uit deze periode beschikt over een belangrijke uitlijning met de zon. Verder zijn er ook geen literaire bronnen die ons uitsluitsel geven over de midwinter praktijken op de Britse eilanden. 

Tot zover mijn verhaal, dat op dit moment meer vragen oproept dan dat het antwoorden geeft. Of meer, de antwoorden die ik heb gekregen waren niet de antwoorden die ik hoopte te vinden. Ik kan volgens mij op basis van het verhaal van Hutton in ieder geval wel concluderen dat de relatie tussen het hedendaagse kerstfeest en het voorchristelijke heidendom moeilijk is te leggen. Hetzelfde is het geval met het verhaal van de viering van de Midwinterzonnewende. Dit roept bij mij in ieder geval op dit moment de volgende vragen op waarop ik in de toekomst nog antwoord hoop te vinden:
  1.  Hoe slagen moderne heidenen, wicca’s, druïden en andere aanverwante stromingen erin te bewijzen dat hun rituelen een voorchristelijke oorsprong hebben? De wetenschap, of vooral Hutton, toont toch voornamelijk aan dat er geen relatie bestaat hedendaagse rituelen en voorchristelijke heidense en Keltische rituelen. 
  2. Is die relatie met het verleden, en de continuïteit daarin, werkelijk van belang voor het bestaansrecht van het hedendaags heidendom, wicca, druïdisme en aanverwante stromingen?
Natuurlijk ga ik het boek van Hutton verder lezen. Al was het om de rituelen die hij beschrijft. Alleen krijg ik bij hem denk ik niet de antwoorden waarnaar ik op zoek ben. Een andere reden die het boek interessant maakt, is dat het tegenwicht geeft aan al de schrijvers die wel overtuigd zijn van de relatie tussen modern heidendom, wicca, druïdisme en aanverwante stromingen met voorchristelijke heidense en Keltische religies. Overigens sluit ik die relatie zelf ook nog lang niet uit. We weten inmiddels dat bepaalde religieuze stromingen heel lang als onderstroom binnen de hoofdstroom van een cultuur kunnen blijven bestaan. Ik ga dus op zoek naar sporen daarvan. Een leuk boekje daarover is volgens mij al onderweg: ‘Verborgen wijsheid van oude rijmen’.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten