maandag 25 juli 2011

Līlā, het spel van Krishna

Dat er andere manieren van denken mogelijk zijn, konden we al lezen in het blog 'De menselijke rede of het rationele denken'. Zo is binnen het Chinese denken causaliteit lang niet zo ingebakken als in het Westerse rationele denken. Nog een voorbeeld van een ander filosofisch denksysteem is het hindoeïsme.In zijn boek: ‘Nachtblauw. Ontmoetingen met Krishna,’ stelt Paul van der Velde, dat het Līlā, het spel van Krishna, een belangrijk concept is binnen de kosmologie van deze religie.[1] Volgens van der Velde, hoogleraar hindoeïsme en boeddhisme aan de faculteiten Religiewetenschappen en Theologie van de Radboud Universiteit te Nijmegen, betekent het woord Līlā op zich al ‘spel’. Het refereert aan de visie van theïstische bewegingen binnen het hindoeïsme dat onze wereld bestaat vanwege het verlangen van de goden om te spelen. Onze wereld bestaat omdat de goden zich anders zouden vervelen. Het Līlā geeft hen de mogelijkheid om te spelen en elkaar, en de andere schepselen die het universum bewonen te fascineren. Het universum is het speelgoed van de goden, geschapen voor hun amusement en genoegen en niet als doel op zich. Belangrijk is alleen het proces van spelen waarin de goddelijke natuur zichzelf toont in de speler, het speelveld en de medespelers.[2]

Līlā is het speelveld van Krishna. Hoewel hij het spel zelf is begonnen, heeft hij het spel ook nodig om zijn eigen werkelijke natuur te leren kennen. Krishna heeft het Līlā nodig zoals het oog een spiegel nodig heeft om de eigen schoonheid en beweeglijkheid te kunnen waarnemen.[3] Een karakteristiek van het Līlā is dat het een meer complete wereld is waarin Krishna en zijn medespelers voor altijd jong zijn. In het Līlā staat de tijd stil. Alle handelingen gebeuren daar bovendien simultaan. Verleden, heden en toekomst vallen samen in die zin dat wanneer iets zich in het heden voltrekt zich dit eveneens gelijktijdig in het verleden en de toekomst voltrekt. Hetzelfde geldt voor zaken uit het verleden of de toekomst.[4] Zoals ik het zie kan op het Līlā niet het Westerse lineaire denken worden toegepast. In het Līlā lijkt het mij zelfs mogelijk om vanuit de toekomst het verleden te beïnvloeden en andersom. In die wereld zijn Krishna en zijn metgezellen voor eeuwig jong en voor eeuwig oud. Er wordt vaak gezegd dat het in die wereld mogelijk is om mythische gebeurtenissen gelijktijdig en eeuwig te zien. Het is mogelijk om Krishna gelijktijdig op de ene plaats als een kind en op een andere plaats als een volwassene te zien.

Waar het mij in dit korte intermezzo om gaat is aan te geven dat er denkwijzen bestaan waarin het helemaal niet vreemd is om een relatie te zien tussen rituelen die in de huidige tijd worden uitgevoerd en rituelen waar mensen duizenden jaren geleden aan mee deden. Ook wanneer schriftelijke bronnen ontbreken, die deze relatie bevestigen. Ik zou haast durven stellen dat het dan niet meer uitmaakt dat er een wetenschap is die beweert dat er geen directe link is aan te tonen tussen moderne eigentijdse rituelen en die van duizenden jaren geleden. Zolang de deelnemers daar zelf wel van overtuigd zijn is die uitspraak van de wetenschap voor hen helemaal niet van belang. Overigens zijn moderne heidenen zich dat zelf ook bewust. Zo las ik op een website van een Belgische druïde de volgende tekst: ‘Voor degenen die het gedachtengoed van de Druïden als een levend systeem wensen te gebruiken is de oorsprong ervan onbelangrijk. Dit in tegenstelling tot degene die de oorsprong ervan louter uit zuiver academische overwegingen wil gaan bestuderen.’[5]


[1] Paul J.C.L. van der Velde, Nachtblauw. Ontmoetingen met Krishna. (Budel, 2007) p. 175
[2] Van der Velde, Nachtblauw.  p. 175 - 178
[3] Ibidem p. 10
[4] Ibidem p. 129

Geen opmerkingen:

Een reactie posten