zaterdag 23 juli 2011

Ons onbewuste en de toegang daartoe via dromen


In vorige blogs konden we lezen dat het onbewuste een poort zou kunnen zijn, die ons doorgang verleent naar het transcendente. Het is dus interessant om het onbewuste verder te onderzoeken. Degene die in de vorige eeuw zijn leven lang aan dit onderwerp heeft gewijd is de Zwitserse Psychiater en psycholoog, Carl Gustaf Jung.  Hij was zich bewust dat hij zich daarmee op paden begaf die, zoals hij zelf zij, niets met wetenschap te maken hadden.[1] Voor zijn onderzoek deed hij dan ook bewust afstand van zijn academische carrière, omdat hij voelde dat het iets groots was dat hem overkwam en hij vertrouwde op datgene wat hem met het oog op de eeuwigheid het belangrijkste leek en waarvan hij zei: ‘Ik wist dat het mijn leven zou vullen en ik was omwille van dit doel tot elk waagstuk bereid.’[2] Toch heeft Jung altijd geprobeerd om de werkelijkheid die hij bestudeerde wetenschappelijk te begrijpen. Hij zegt dan ook: ‘Uit de inzichten die het onbewuste me verschaft had, moest ik concrete conclusies trekken – en dat is de inhoud van mijn levenswerk geworden.’[3]  Of zoals we ook kunnen lezen: ‘Jung legde zich er voortdurend op toe slechts hypothesen op te stellen die op ervaring stoelden en waarvan de houdbaarheid uit psychotherapeutische arbeid was gebleken.’[4]

Bij de beschrijving van dit levenswerk van Jung ga ik mij beperken tot het onbewuste en die aspecten daarvan die ik belangrijk vind voor rituelen. Overigens vond ik het nog niet gemakkelijk om te achterhalen wat Jung nu precies van het onbewuste dacht. Dat kwam vooral omdat het onbewuste kennelijk niet op zichzelf staat, maar dat er veel zaken zijn die daar een deel van uitmaken of die in of door het onbewuste werkzaam zijn. Omdat al die afzonderlijke aspecten ook een eigen betekenis hebben en een eigen plek binnen de werking van het onbewuste, was het lastig dat allemaal samen te brengen tot een samenhangend geheel. Maar laat ik bij het begin beginnen.

Jung wilde dromen verklaren, zowel zijn eigen dromen als die van patiënten. Daarbij maakte hij gebruik van eenvoudige vragen, bijvoorbeeld: ‘wat valt u daarbij in?’ of: ‘Hoe ziet u dat zelf?’  De antwoorden en associaties die leverden vervolgens vanzelf de interpretaties op om de droombeelden te kunnen begrijpen. Jung constateerde dat steeds wanneer hij erin slaagde om emoties in beelden te vertalen, dit wil zeggen de beelden te vinden die in de emoties verborgen waren, er rust optrad. Deze werkwijze had dus een therapeutische werking. Hij zag hierin echter ook een sleutel tot de mythologie en een mogelijkheid om de poorten tot de onbewuste menselijke psyche te openen. Voor Jung was het onbewuste een deel van de psyche dat ontoegankelijk is voor het bewustzijn , maar dat toch werkelijk aanwezig en werkzaam is. Het zijn de ontoegankelijke gebieden in ons geheugen, waarin we soms per ongelijk verzeild raken en dan ontwaren we inhouden waarvan we ons daarvoor schijnbaar nooit bewust zijn geweest. Deze gebieden kunnen we dan ook nooit direct en willekeurig benaderen en in het bewustzijn roepen, we kunnen ze alleen op indirecte wijze ontsluiten, doordat we de gevolgen ervan ondervinden. Dit is dan ook fundamenteel met betrekking tot het onbewuste: het kan nooit direct worden waargenomen. Wat we wel waarnemen is de uitwerking ervan, zoals bijvoorbeeld in dromen.[5] Tegenwoordig hebben we een veelheid aan technieken om de uitwerking van het onbewuste waar te nemen zoals bijvoorbeeld associatief schilderen of geleide meditaties en het lijkt me dat op deze manier ook in rituelen contact kan worden gemaakt met het onderbewuste. Denk maar aan de beschrijving van het symbolisch bewustzijn door de theoloog Ekkehard Muth.

Door spontaan te handelen, door je over te geven aan impulsen, geef je je over aan het onbewuste. Daarom vormde voor Jung vooral spel een belangrijke toegang tot het onbewuste. Zelf zag hij daarin een manier om zijn gedachten helder te krijgen en zijn fantasieën te begrijpen. Zo ging hij, telkens wanneer hij ergens bleef steken, schilderen of stenen bewerken. Voor hem waren dat rituelen die zijn werk en gedachten weer konden laten stromen. Voor Jung was het onbewuste op deze manier ook een bron van creativiteit. Hij week daarin af van Freud met wie hij een tijdje had samengewerkt. Voor Freud was het onbewuste in de loop van een mensenleven ontstaan en waar verdrongen gedachten en impulsen een plek hadden gekregen. Freud stelde het onbewuste dus in grote trekken gelijk met het verdrongene. Voor Freud vormde het onderbewuste dan ook een bedreiging voor het bewustzijn, omdat al die verdrongen gedachten en impulsen een storende of zelfs ziek-makende invloed op het bewuste leven hadden.[6] Voor Jung was het concept van het onderbewuste veel omvangrijker. Voor hem was geen bron voor verstoringen en ziekte, eerder vormde het voor Jung een bron van creativiteit, de scheppende voedingsbodem voor de volledige ontplooiing van de mens.[7] Daarmee komen we aan bij een ander aspect van het onderbewuste, namelijk de ziel.


[1] C.G. Jung, Een autobiografie. In: Aniela Jaffé red., Herinneringen Dromen Gedachten. 7e druk (Rotterdam, 1999) p. 162
[2] Jung, Herinneringen Dromen Gedachten. p. 169
[3] Ibidem, p. 164
[4] Helmut Barz, Jung en zijn psychotherapie. (Amsterdam, 1989) p. 74
[5] Barz, Jung en zijn psychotherapie. p. 69 - 70
[6] Ibidem, p. 71 - 72
[7] Carl Gustav Jung, De scheppende mens. Over het fenomeen van de geest in kunst en wetenschap. (Rotterdam, 2000) p. 20

1 opmerking:

  1. Hallo Herman, mooi geschreven, tja Jung...
    Ik zal het in de Sociaal media plaatsen dan kunnen nog meer mensen ervan genieten.
    Lieve groet Klaske

    BeantwoordenVerwijderen