zaterdag 9 juli 2011

De heidense oorsprong van hedendaagse rituelen in Engeland II

In zijn boek, ‘The stations of the sun’,  blijft Hutton consequent. Wat Engeland betreft is er volgens hem geen directe link te leggen tussen modern heidense rituelen en oude voorchristelijke heidense en Keltische rituelen. Wanneer er al een link is, dan is die heel moeilijk te bewijzen. Het belangrijkste euvel is het ontbreken van schriftelijke bronnen uit de periode van het heidendom zelf. De oudste schriftelijke bronnen, waarin Hutton informatie kon vinden over rituelen, stammen bijna allemaal uit de Middel Eeuwen. Dat maakt dat er een lange en belangrijke periode bestaat waarin niets over het onderwerp geschreven is. Hutton kan, op basis van die geschreven bronnen, dan ook geen relatie leggen tussen hedendaagse rituelen en voorchristelijke heidense en Keltische rituelen. Ook volgt Hutton in zijn boek verschillende andere schrijvers die wel een directe link hebben gelegd tussen hedendaagse en oude heidense rituelen. Hij toont telkens aan dat wanneer je de argumentatie van deze schrijvers volgt, deze op een gegeven ogenblik gaten gaat vertonen.

Volgens Hutton hebben de riten van Samhain bijvoorbeeld geen functie in de Ierse Middeleeuwse literatuur. De rituelen die in die tijd werden beschreven, eeuwen na de Kerstening, werden niet in verband gebracht met Samhain. Dit kwam eenvoudig omdat de auteurs niet wisten wat die rituelen waren geweest. Dit verband werd pas veel later aangebracht door bijvoorbeeld een auteur als Jeffrey Gantz, schrijver van een van de meest accurate en toegankelijke vertalingen van die literatuur. Gantz suggereerde dat Samhain werd beschouwd als een tijd van ongewone bovennatuurlijke kracht, vanwege het aantal verhalen dat zich rond dat feest afspeelt en waarin mensen worden aangevallen of benaderd door goden, feeën, of monsters. Hij vestigde ook de aandacht op het grote aantal legendarische koningen die rond die tijd verslagen werden. Dergelijke verbanden werden ook gelegd door Proinsias MacCana die Samhain beschreef als ‘een gedeeltelijke terugkeer naar primordiale chaos… de juiste achtergrond voor mythen, die de ontbinding symboliseren van de gevestigde orde, als een voorbode tot haar herschepping in een nieuwe periode in de tijd’. Beide kunnen volgens Hutton gelijk hebben, maar het punt dat ze maken kan niet worden afgeleid uit de betreffende verhalen zelf.[1]

Op basis van geschreven bronnen toont Hutton wel een ander verband aan. Zo is een verband aan te tonen tussen hedendaagse rituelen en rituelen van meer recente datum. Daaruit blijkt vervolgens dat hedendaagse rituelen hun oorsprong veeleer hebben in rituelen die voortkwamen uit armoede of sociale conflicten.  Zo schrijft Hutton bijvoorbeeld dat vreugdevuren, die hun oorsprong zouden hebben in oude heidense rituelen waarbij mensen werden geofferd, eerder te maken hebben met recente  rituelen waarbij sprake was van wanhopige gevechten tussen jongens, die deze vuren aanstaken, en de politie.[2]  De jongens, die zich organiseerden in geheime genootschappen, de bonfire boys, brachten traditionele noties van populaire rechten, patriottisme, en vijandigheid tegenover het Katholicisme tot uitdrukking. [3]

Toch krijg ik bij Hutton niet het gevoel dat hij een dergelijke directe link afwijst. We zullen alleen op een andere manier naar het onderwerp moeten kijken en gebruik moeten maken van andere bronnen van informatie. Zo schreef Diego Duran, een Dominicaanse priester die in de 16e Eeuw onder de inboorlingen van Mexico werkte, dat het belangrijk was onderscheid te maken tussen oorspronkelijke overblijfselen van de pre-christelijke religie, die uitgeroeid moesten worden, en praktijken die waren omgevormd tot spelletjes, amusement en sociale gewoontes. Deze laatsten werden als ongevaarlijk beschouwd en konden worden getolereerd. Waar het om gaat is dat bepaalde onderdelen uit een oude religie kunnen blijven voortbestaan binnen de nieuwe religie die voor de oude in de plek komt. Op die manier konden volgens Hutton oude religieuze rituelen binnen de leefwereld van leken komen. Ze bleven hier tot ze uiteindelijk uitstierven omdat langzaam maar zeker de magie uit het leven van de mensen verdween.[4]

Toch zijn nog steeds sporen van die oude overblijfselen te vinden. Zo verwijst Hutton naar Tessa Watt. Zij onderzocht ballades, liedjes en ander goedkoop gedrukt materiaal met folkloristische verhalen. Ze vond daarin een voortdurende belangstelling voor de dood, verlossing, wonderen, wonderkinderen, heldendaden en moreel gedrag die niet onder te brengen was bij de gangbare religieuze stromingen. Die moesten dus wel thuishoren bij de oude heidense religies. Op eenzelfde manier werden overblijfselen uit de heidense tijd gevonden in oude spookverhalen waarin terug te vinden was hoe mensen ooit over de dood en het hiernamaals dachten.[5] Dergelijke bronnen laten zien hoe verschillende religies, of delen daarvan, zich vermengden of hoe bepaalde beelden en ideeën verdrongen werden om te worden vervangen door andere. Verder laten deze bronnen de veranderingen zien die in de loop der eeuwen plaats vonden. Wat deze bronnen niet laten zien is het proces waarbij de veranderingen door de mensen werden geabsorbeerd en geïnternaliseerd.

Nog een belangrijk punt is, dat bepaalde gebruiken alleen van buitenaf werden bestudeerd. Ze werden vervolgens gedocumenteerd zonder dat een poging werd ondernomen om te begrijpen wat deze gebruiken betekenden voor diegenen die ze uitvoerden of samen stelden. Dit vind ik belangrijk omdat ik aan rituelen meedoe en dus van binnenuit kan beschrijven wat ik voel en wat de rituelen voor mij betekenen. Daarvan kan ik op dit ogenblik zeggen dat ze voor mij meer betekenen dan de verklaring die Hutton zelf geeft, namelijk dat deze rituelen voorzien in onconventionele beelden tegenover die van de conventionele religies en die van de conventionele moraal. 

Wat we uiteindelijk kunnen concluderen is dat de ritmes van het Britse jaar tijdloos zijn. Ze leggen bepaalde eeuwige patronen op aan de kalender en bepaalde gebruiken, er spreekt een verlangen uit naar licht, groen, warmte en vreugde in de midwinter tijd, een neiging om het voorjaar te vieren met symbolen van wedergeboorte, een impuls om vrolijk te zijn in het zonlicht en de open lucht gedurende de zomer, en een tendens naar gedachten die zich tegen de dood keren en het ongemakkelijke bij het aanbreken van de winter.  Deze patronen en gevoelens zijn eeuwenoud evenals de rituelen om die patronen en gevoelens vorm te geven. Het is echter evenzo waar dat die rituelen in de loop der tijd voortdurend van vorm zijn veranderd en zich voortdurend hebben ontwikkeld, een ontwikkeling of evolutie die nog steeds gaande is.  Dit heeft alles te maken met de dynamiek van zich steeds veranderende culturen.

Door de dynamiek van onze cultuur en de ontwikkelingen die zich daarbinnen voordeden kon het gebeuren dat het geloof in magie volledig instortte waardoor de behoefte aan rituelen van zegening, reiniging en bescherming vernietigd werd. Het is mogelijk dat sommige van dergelijke rituelen opnieuw zullen worden uitgevonden of gecreëerd, gebruikmakend van oude rituelen en beelden omdat bijvoorbeeld magie zich zal ontwikkelen als een belangrijk aspect van psychotherapie of dat een herleefd heidendom regelmatig festivals zal organiseren, om de verschillende seizoenen te eren. Niets daarvan is echter zeker op dit moment.

Het boek dateert uit 1996 en Hutton kon dus niet weten wat we op dit moment wel zien. Dit jaar werd het Druïdisme in Engeland tot officiële religie gemaakt. Daarnaast worden er de laatste jaren steeds meer festivals, en kleinere persoonlijke bijeenkomsten, georganiseerd om de verschillende seizoenen te vieren. Hoewel het nog steeds moeilijk is er een boterham aan te verdienen lijkt het mij toe dat deze festivals steeds meer worden gewaardeerd en bezocht.



[1] Ronald Hutton, The stations of the sun. A history of the ritual year in Britain. (Oxford University Press, 1996) p. 361 - 362
[2] Hutton, The stations of the sun. p. 420
[3] Ibidem p. 399
[4] Ibidem p. 418
[5] Ibidem p. 416 - 417

Geen opmerkingen:

Een reactie posten